Nieuwe inzichten rond vitamine D in moedermelk
30 mei 2022Je melk laten toeschieten als je gaat afkolven of voeden
30 mei 2022Onderzoek heeft aangetoond dat een te grote gewichtstoename in de eerste twee levensjaren het risico op overgewicht en diabetes type 2 op latere leeftijd verhoogt. Zorgverleners zijn daarom vaak verontrust als een baby buitengewoon veel aankomt. Deze bezorgdheid kan negatieve gevolgen hebben voor de borstvoeding, terwijl borstvoeding juist het risico op overgewicht vermindert.
Body Mass Index en WHO groeicurven
Overgewicht is een teveel aan lichaamsvet. Het percentage lichaamsvet is niet gemakkelijk te meten. Daarom gebruikt men een index, de Body Mass Index (BMI). De BMI geeft de verhouding weer tussen lengte en gewicht. Als deze verhouding tussen bepaalde waardes ligt, is er sprake van een gezond gewicht. Overgewicht wordt een steeds dringender probleem voor de volksgezondheid. Tot voor kort was er alleen een BMI voor volwassenen. Maar omdat overgewicht vaak al op jonge leeftijd ontstaat, is er nu ook een BMI voor kinderen vanaf twee jaar.
WHO-groeicurven en BMI
In 2006 heeft de WHO de groeistandaarden voor baby’s en jonge kinderen gepubliceerd. Deze standaarden zijn gebaseerd op groeigegevens van meer dan achtduizend baby’s. De baby’s kregen de eerste vier tot zes maanden uitsluitend borstvoeding op verzoek en daarna geleidelijk vast voedsel erbij. Om het gewicht van een borstgevoede baby of kind tot twee jaar te beoordelen, is het belangrijk dat de groeicurven en BMI-curven van de WHO gebruikt worden. De groeicurven die in Nederland en Vlaanderen traditioneel worden gebruikt, zijn namelijk beïnvloed door meetgegevens van een groot aantal baby’s die geen borstvoeding hebben gekregen. Bovendien kregen de borstgevoede kinderen van wie de gegevens gebruikt zijn relatief weinig voedingen: zes tot acht voedingen per 24 uur voor een jonge baby en vier tot vijf voedingen voor de oudere baby. Een borstgevoede baby drinkt echter gewoonlijk minstens acht tot twaalf keer per dag tijdens de eerste zes maanden.
Als de groei van de baby’s uit de WHO groeistudie vergeleken wordt met de groei van de baby’s van de Nederlandse en Vlaamse groei-studies, dan zijn er opvallende verschillen te zien. De baby’s uit de WHO groeistudie groeien in de eerste drie maanden harder. Maar vanaf drie maanden gaan de baby’s uit de Nederlandse en Vlaamse groeistudies harder groeien. Rond zeven tot acht maanden hebben zij de baby’s uit de WHO groeistudie ingehaald en blijven ze ook daarna in een hogere curve. Zij worden dus uiteindelijk zwaarder. Zie ook het artikel Groei is belangrijk.
Minder voeden, geen goed idee
Als de groei van een volledig borstgevoede baby in de eerste maanden beoordeeld wordt aan de hand van de gebruikelijke Nederlandse of Vlaamse groeicurven, bestaat er een kans dat hij hoger op die curve uitkomt dan wanneer zijn gewichtsontwikkeling op de WHO-curve zou zijn uitgezet. Hierdoor gebeurt het steeds vaker dat moeders dan het advies krijgen om minder vaak de borst te geven omdat hun baby te hard zou groeien. Dit kan voor grote stress zorgen bij moeder en baby. De moeder kan last van stuwing krijgen, met het risico op verstoppingen en borstontstekingen. Ook is de kans groot dat haar melkproductie sterk terugloopt. De baby is ondertussen hongerig en begrijpt niet waarom hij langer op zijn voeding moet wachten. Hij zal vaak ontroostbaar zijn. Aanbod en vraag raken ontregeld. Na een tijdje zal de baby waarschijnlijk te weinig aankomen en in de groeicurven dalen.
Overproductie of overvoeden?
Soms kan het gebeuren, dat een baby in een vicieuze cirkel terecht komt en meer melk binnenkrijgt dan hij nodig heeft. Meestal ontstaat deze situatie doordat vraag en aanbod niet op elkaar afgestemd zijn geraakt. Baby’s willen vaak drinken. Niet alleen vanwege honger, maar ook omdat drinken aan de borst rustgevend is en ongemakjes verlicht. Als een moeder die van nature een grote melkproductie heeft en heel vaak van borst wisselt in plaats van één borst goed te laten leegdrinken, kan ze een overproductie krijgen.
Een moeder met een overproductie heeft bijna voortdurend onprettig volle borsten. Dikwijls heeft ze last van terugkerende verstoppingen en borstontstekingen. Vaak gaat een overproductie gepaard met een sterke melkstroom. De baby kan veel lucht binnenkrijgen, zich verslikken en kokhalzen tijdens de voeding. Ook kan er sprake zijn van een onbalans in de lactose-vetverhouding, waardoor de baby meer last kan krijgen van krampen en waterig groene ontlasting heeft. Bij een overproductie zal de baby hard groeien, maar er is geen oorzakelijk verband. Om de productie terug te brengen, vermindert de moeder het aantal voedingen niet, maar wisselt ze minder vaak van borst. Ze kan dus even vaak blijven voeden. Zie de brochure ‘Te veel of te weinig melk’. Voor de groei van de baby hoeven deze maatregelen geen consequenties te hebben. ‘Overvoeden’ heeft bij borstvoeding geen betrekking op de groei van de baby, maar op het gedrag van moeder en kind.
Heb je vragen over de groei van je baby of ben je bezorgd omdat je baby van zijn curve afwijkt, dan kan je altijd contact opnemen met een LLL-leidster om de situatie grondig te bespreken. Misschien zal zij je snel kunnen gerust stellen. Indien er toch iets aan de hand lijkt te zijn kunnen jullie samen op zoek gaan naar mogelijke oorzaken gaan. In onze brochure Groeicurven lees je meer over de verschillende groeicurven. Er wordt informatie gegeven over hoe de groeicurven gemaakt zijn. Wat het verschil is tussen de WHO-curve en de TNO-curve. En hoe je de groeicurve kunt gebruiken.
Uitzondering
Heel soms is de harde groei van een baby het gevolg van een gezondheidsprobleem. Als de baby op één of meerdere WHO-groeicurven (gewicht, lengte of BMI) een heel stuk boven de P99 of bijna aan de +3 z-score komt, kan een arts geraadpleegd worden. Waarschijnlijk zal deze de moeder kunnen geruststellen, maar soms zal de arts ook verder onderzoek aanraden.
Bijvoeding
Soms zorgt teveel bijvoeding voor een te harde groei. Bijvoorbeeld als een baby jonger dan zes maanden ook kunstvoeding krijgt naast de borstvoeding, of als er granen toegevoegd worden aan de melk. Als de baby de bijvoeding uit de fles drinkt, kan dit ook bijdragen aan een te harde groei. Omdat een baby die uit een fles drinkt minder controle heeft over de hoeveelheid die hij drinkt, kan hij gemakkelijk teveel binnenkrijgen. Hierdoor wordt zijn maag kunstmatig opgerekt en raakt hij gewend aan grote porties. Teveel bijvoeding kan ook bij een baby ouder dan zes maanden zorgen voor een te harde groei. Normaal gesproken zal een borstgevoede baby vanaf dat hij vast voedsel krijgt minder aankomen. Groenten en fruit bevatten minder calorieën dan moedermelk. Daarnaast worden baby’s in deze levensfase mobieler: ze kruipen, ze beginnen te lopen en verbranden daardoor meer calorieën. Blijft de baby toch heel veel aankomen, dan is het belangrijk om de vaste voeding eens onder de loep te nemen. Misschien krijgt de baby te veel calorierijke tussendoortjes. Als de baby naast de vaste voeding nog voldoende moedermelk drinkt, dan is het niet nodig om extra zuivel te geven. Baby’s en jonge kinderen hebben wel veel meer vetten nodig dan volwassenen. Toch is kant en klare babyvoeding vaak vetarm en ook aan zelfbereide groentepap wordt soms niet voldoende vet toegevoegd. Suikers en eiwitten in de vaste voeding kunnen dus beter beperkt worden als een baby heel veel aankomt, maar gezonde vetten zijn nodig voor een goede ontwikkeling.
Onderzoek
Talloze onderzoeken hebben aangetoond dat borstvoeding beschermt tegen overgewicht en de ziekten die daar een gevolg van kunnen zijn. Verschillende factoren zijn hier mogelijk voor verantwoordelijk:
- De hoeveelheid eiwitten in de melk kan een rol spelen. Een te hoog gehalte aan eiwitten in de voeding, zoals in kunstvoeding of bij het geven van extra zuivel, kan bijdragen tot meer insuline in het bloed en meer IGF-1 (insuline-like growth factor-1). Dit bevordert overgewicht bij baby’s en jonge kinderen en geeft een groter risico op ernstig overgewicht (obesitas) op latere leeftijd.
- Kinderen die kunstvoeding krijgen, hebben meer voeding nodig omdat de biologische beschikbaarheid van de bouwstoffen in kunstvoeding lang niet zo groot is als die in moedermelk.
- Kinderen die met de fles worden gevoed, drinken vaak meer melk per keer dan ze nodig hebben, doordat ze minder controle hebben over de melkstroom. Bovendien wordt de totale hoeveelheid voeding per 24 uur dikwijls verdeeld over slechts vier tot vijf porties, in plaats van acht tot twaalf. Dat resulteert in grote porties die de maag kunstmatig oprekken en de baby leren door te drinken voorbij zijn verzadigingspunt.
Een borstgevoede baby krijgt relatief weinig eiwitten binnen en krijgt suikers die aangepast zijn aan zijn behoeften. Hij drinkt vaak kleine porties omdat hij gewoonweg niet meer hoeft te drinken dan hij nodig heeft. Hij zal zijn natuurlijke verzadigingspunt in acht nemen en ook later in zijn leven weten wanneer hij genoeg heeft gehad. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die borstvoeding kregen, ook op latere leeftijd een gezonder eetpatroon blijven houden.
Preventie van overgewicht
Bij preventie van overgewicht gaat het dus niet simpelweg om het voorkomen van een grote gewichtstoename tijdens de eerste twee levensjaren. Mogelijk moet men vooral kijken naar de factoren, die tot de grotere gewichtstoename leiden bij kinderen die geen borstvoeding krijgen. Wil men een grote slag slaan in de preventie van overgewicht, dan zou het goed zijn als álle baby’s – dus ook de baby’s die geen borstvoeding krijgen – minstens acht voedingen per etmaal zouden krijgen tijdens de eerste zes maanden. Het zou goed zijn het hoge eiwitgehalte in kunstvoeding aan te passen aan het eiwitgehalte in moedermelk en flessen uit te vinden die de baby meer controle geven over de melkstroom. De groei van borstgevoede baby’s zou beoordeeld moeten worden aan de hand van de groeicurven en BMI-curven van de WHO. Ook zouden zorgverleners moeten beschikken over de juiste kennis om moeders goed te begeleiden bij het geven van borstvoeding, zodat meer baby’s borstvoeding krijgen en ook langer borstvoeding krijgen. De gezondheid van moeder en baby’s is die investering meer dan waard.