Nieuwe inzichten rond vitamine D in moedermelk
30 mei 2022Je melk laten toeschieten als je gaat afkolven of voeden
30 mei 2022De meeste problemen met borstvoeding zijn op te lossen door de baby vaker de borst aan te bieden of de voedingshouding van moeder en baby te verbeteren. Ook het bespreken van realistische verwachtingen over babygedrag kan helpen om problemen op te lossen. Maar soms is er meer aan de hand en is bijvoorbeeld onrustig gedrag van een baby het gevolg van een voedselovergevoeligheid. In dit artikel wordt uitgelegd wat voedselovergevoeligheid is en wat eraan kan worden gedaan.
Voedselovergevoeligheid
We spreken van voedselovergevoeligheid als iemand lichamelijke of psychische klachten krijgt nadat hij in aanraking is gekomen met een bepaald voedingsmiddel. Voedselovergevoeligheid kan ook voorkomen bij een baby die alleen maar moedermelk drinkt. Debaby reageert dan niet op de moedermelk zelf, maar op kleine deeltjes uit de voeding van de moeder die in de melk terecht zijn gekomen. Veel voorkomende klachten kunnen dan zijn: borstweigeren of juist erg vaak de borst vragen en dan onrustig drinken, een slechte groei vertonen of juist een heel ruime groei, erg prikkelbaar zijn en veel huilen, huiduitslag, luchtwegproblemen, refluxachtige klachten, obstipatie of diarree. Voedselovergevoeligheid is vaak moeilijk vast te stellen. Veel van bovenstaande klachten kunnen ook andere oorzaken hebben. Als een baby voedselovergevoelig is of daar aanleg voor heeft, omdat het bijvoorbeeld in de familie zit, is borstvoeding nog steeds de eerste voedingskeuze. Hieronder leggen we uit waarom.
Moedermelk beschermt
In het eerste half jaar na de geboorte is het afweer- en spijsverteringssysteem van de baby nog onrijp. De afweerstoffen in moedermelk leggen een beschermend laagje op de binnenkant van de darmwand. Dit laagje kan grote eiwitten aan zich binden, waardoor deze niet door de darmwand heen in het bloed kunnen komen. Moedermelk bevat bovendien enzymen die helpen bij het verteren van de voedingsstoffen uit de melk. Ook bevat het factoren die zorgen voor een optimale ontwikkeling van de darmen en het afweersysteem.
Spijsvertering van de moeder en de aanmaak van moedermelk
Sommige grote eiwitten kunnen voedselovergevoeligheid veroorzaken en worden dan allergenen genoemd. Een bekend voorbeeld hiervan zijn eiwitten uit koemelk. Een kind dat kunstvoeding krijgt, wordt dagelijks blootgesteld aan hoge concentraties koemelkeiwitten. Als een baby borstvoeding krijgt, is de blootstelling aan koemelkeiwitten en andere allergenen klein. Dit komt omdat er uit de voeding van de moeder maar hele kleine beetjes eiwit onveranderd in de moedermelk terechtkomen. De spijsvertering van de moeder breekt namelijk de eiwitten, vetten en koolhydraten uit haar voeding bijna volledig af tot de bouwstenen waaruit ze zijn opgebouwd. Het lichaam neemt deze bouwstenen op en gebruikt ze voor de aanmaak van alles wat er nodig is om goed te kunnen functioneren en natuurlijk voor de energievoorziening. De melkklieren in de borst halen stoffen uit het bloed om daar moedermelk van te maken. Moedermelk bevat veel eiwitten en suikerverbindingen die nergens anders in het lichaam voorkomen en speciaal voor de moedermelk in de melkklieren gemaakt worden. Moedermelk is dus lichaamseigen, maar bevat wel heel kleine hoeveelheden gedeeltelijk verteerde eiwitten uit de voeding van de moeder.
Tolerantie
Moedermelk bevat dus kleine, gedeeltelijk verteerde stukjes voedingseiwitten. Hoeveel en welke stukjes eiwit in de moedermelk terechtkomen is afhankelijk van het voedingspatroon van de moeder, de mate waarin haar spijsvertering bepaalde voedingseiwitten verteert en de mate waarin haar melkklieren de eiwitstukjes uit het bloed doorlaten. Zo blijkt uit studies dat lang niet bij iedere moeder die pinda of ei eet, hiervan herkenbare eiwitstukjes in haar melk komen. Er zijn aanwijzingen dat kleine stukjes voedingseiwit het afweersysteem van het kind kunnen ‘leren’ dat het niet op dergelijke eiwitten moet reageren. Met andere woorden: het afweersysteem van het kind leert deze voedingseiwitten te verdragen ofwel te tolereren. Tolerantie is het tegenovergestelde van overgevoeligheid. Bepaalde factoren in de melk en de aanwezigheid van antistoffen helpen hierbij.
Lactose-overgevoeligheid
Als een kind last heeft van buikkrampjes of andere klachten heeft, wordt vaak gezegd dat het overgevoelig is voor lactose (melksuiker). Soms wordt de moeder dan aangeraden lactosevrij te gaan eten, of over te stappen op een hypoallergene, lactosevrije kunstvoeding. De lactose in de moedermelk wordt echter aangemaakt in de melkklieren en is onafhankelijk van óf en hoeveel lactose de moeder via haar voeding binnenkrijgt. Wel kan het gebeuren dat een gevoelig kind reageert op spoortjes gedeeltelijk verteerde koemelkeiwitten uit de voeding van de moeder. Als de moeder lactosevrij gaat eten, laat ze veel koemelkeiwit-bevattende producten weg uit haar voeding. Dat kan bij sommige kinderen de oplossing zijn voor de klachten. Niet omdat de moedermelk nu minder lactose bevat, maar omdat de moedermelk minder allergenen uit koemelk bevat.
Darmflora
De bacteriën in de darm (de darmflora) van moeder en kind zijn van belang voor een goede ontwikkeling van het afweersysteem van het kind. Het is belangrijk dat na de geboorte de nog steriele darmen van het kind bevolkt gaan worden door gunstige darmbacteriën. Tijdens een vaginale bevalling worden de darmen van een kind gemakkelijk gekoloniseerd door de bacteriën van de moeder. Omdat deze kolonisatie zo belangrijk is, pleiten sommige artsen ervoor om een kind direct na een keizersnede opzettelijk te ‘besmetten’ met de darmflora van de moeder. Specifieke, gunstige bacteriën (probiotica) uit de darmen van de moeder worden via de moedermelk doorgegeven aan het kind. Daarnaast bevat moedermelk stoffen (prebiotica) die de groei van minder gunstige bacteriën afremmen en de groei van gunstige bacteriën stimuleren.
Vetzuren in moedermelk van invloed op eczeem
Onderzoekers in Maastricht hebben bij ruim 300 voedende moeders de moedermelk onderzocht. Ze keken of er een verband was tussen wat de moeders aten, de vetzuren in hun melk en of de kinderen last hadden van allergische klachten. Via de voeding van de moeder komen bepaalde vetzuren uit vis, uit vlees van herkauwers, maar vooral uit (biologische) zuivel in de moedermelk terecht. Kinderen die moedermelk kregen die rijk was aan deze vetzuren, hadden een lager risico op allergische klachten en eczeem.
Uit voorzorg op dieet?
Tot enkele jaren geleden was het heel gebruikelijk om een zwangere met allergie of voedselovergevoeligheid in de directe familie te adviseren tijdens het laatste trimester van de zwangerschap en de borstvoedingsperiode uit voorzorg een aantal bekende allergenen uit haar voeding weg te laten. Ook bij (een vermoeden van) voedselovergevoeligheid van een borstgevoed kind werd aan de moeder vaak een streng hypoallergeen dieet geadviseerd. Intussen zijn de inzichten veranderd. Gezien de aanwijzingen dat juist de blootstelling aan ‘voorverteerde’ allergenen via de moedermelk zou kunnen leiden tot tolerantie, wordt een dieet uit voorzorg niet meer aangeraden.
Wat te doen bij voedselovergevoeligheid?
Als een moeder vermoedt dat haar baby reageert op iets in haar dieet, kan ze een voedseldagboek bijhouden. Daarin noteert zij precies wat, hoeveel en op welk tijdstip ze eet en drinkt en wanneer de klachten van haar baby voorkomen. Het kan 2 tot 48 uur duren voordat het kind reageert op iets wat de moeder gegeten heeft. Door vervolgens een verdacht bestanddeel gedurende een aantal dagen uit de voeding van de moeder weg te laten en daarna weer te introduceren, kan worden gekeken of het kind werkelijk op dat bestanddeel reageert. Meer informatie hierover is te vinden in de Landelijke standaard voedselallergie bij zuigelingen.
Introductie van vast voedsel
De ideale leeftijd om te beginnen met vast voedsel is een punt waar de laatste jaren veel over te doen is geweest. Het is duidelijk dat vast voedsel aan een baby jonger dan vier maanden geven, de kans op het ontstaan van voedselovergevoeligheid vergroot. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat de introductie uitstellen voorbij de leeftijd van zes maanden klachten kan voorkomen. Volgens sommige onderzoekers bestaat er echter een kritieke leeftijdsfase waarin het afweersysteem van het kind blootgesteld zou moeten worden aan voedingseiwitten uit vast voedsel om tolerantie op te bouwen, mogelijk ergens tussen de vier en de zes maanden. Deze onderzoekers gaan echter voorbij aan het feit dat de borstgevoede baby al vanaf zijn geboorte wordt blootgesteld aan stukjes voedingseiwit via de melk van zijn moeder. Ook bij een kind met voedselovergevoeligheid wordt ongeveer halverwege het eerste levensjaar begonnen met de introductie van vast voedsel. Voedingsbestanddelen waar het kind via de moedermelk op heeft gereageerd, worden uiteraard pas later en zeer voorzichtig aangeboden.
Zelf eten
Ongeveer halverwege het eerste levensjaar hebben veel kinderen de rijpheid om zelf te leren eten. Een kind zal, bijvoorbeeld als het op schoot zit, proberen stukjes eten op te pakken en naar het mondje te brengen. Of een kind laat duidelijk merken ook te willen proeven van de appel die mama aan het eten is. Tijdens die eerste eetpogingen zal er vaak nog niet veel eten in het maagje terecht komen. Voor het kind is het wel een ervaring in het voelen en proeven van voedsel. Een kind dat op deze manier de kans krijgt te leren eten, zal steeds iets grotere hoeveelheden eten en daarnaast de honger kunnen stillen aan de borst. Op deze manier hoeft niet naar de kalenderleeftijd van het kind gekeken te worden om te zien of het al ander voedsel mag of moet krijgen, het kind geeft zelf aan wat het nodig heeft. Heel geleidelijk zal het evenwicht verschuiven van alleen moedermelk naar alleen ander voedsel en ander drinken. De spijsvertering en het afweersysteem van het kind krijgen op deze manier de tijd om met het nieuwe voedsel om te leren gaan, geholpen door factoren in de moedermelk.
Tot slot
Een kind met een voedselovergevoeligheid kan zijn ouders voor raadsels plaatsen. Als de klachten verholpen kunnen worden doordat de moeder haar voeding aanpast, kan dat veel rust geven.
Bronnen
- Bottcher, M.F., et al., Low breast milk TGF-beta2 is induced by Lactobacillus reuteri supplementation and associates with reduced risk of sensitization during infancy. Pediatric allergy and immunology : official publication of the European Society of Pediatric Allergy and Immunology, 2008. 19(6): p. 497-504.
- Prescott, S.L., et al., Supplementation with Lactobacillus rhamnosus or Bifidobacterium lactis probiotics in pregnancy increases cord blood interferon-gamma and breast milk transforming growth factor-beta and immunoglobin A detection. Clinical and experimental allergy : journal of the British Society for Allergy and Clinical Immunology, 2008. 38(10): p. 1606-14.
- Palmer, D.J., M.S. Gold, and M. Makrides, Effect of maternal egg consumption on breast milk ovalbumin concentration. Clinical and experimental allergy : journal of the British Society for Allergy and Clinical Immunology, 2008. 38(7): p. 1186-91.
- Mosconi, E., et al., Breast milk immune complexes are potent inducers of oral tolerance in neonates and prevent asthma development. Mucosal immunology, 2010. 3(5): p. 461-74.
- Thijs, C., et al., Fatty acids in breast milk and development of atopic eczema and allergic sensitisation in infancy. Allergy, 2011. 66(1): p. 58-67.
- Prescott, S.L., et al., The importance of early complementary feeding in the development of oral tolerance: concerns and controversies. Pediatric allergy and immunology : official publication of the European Society of Pediatric Allergy and Immunology, 2008. 19(5): p. 375-80.
- Kneepkens, C.M.F., et al., Landelijke standaard voedselallergie bij zuigelingen. Vijfde, herziene druk, 2005.
- Borstvoedingorganisatie La Leche League. Brochure Voedselovergevoeligheid en borstvoeding, 2016,