Extra vitamines innemen?
30 mei 2022Borstweigeren tijdens de kraamtijd
30 mei 2022Het geneesmiddel domperidon werd in 1978 op de markt gebracht als medicijn tegen misselijkheid, overgeven, maagklachten en reflux. Het werkt in op de maag en op misselijkheidscentra in de hersenen. Het heeft als ‘bijwerking’ dat het de afgifte van het hormoon prolactine verhoogt en daardoor de melkproductie zou kunnen verhogen. Het medicijn lijkt een uitkomst voor moeders bij wie de ‘normale’ maatregelen om de melkproductie te verhogen niet of onvoldoende werken.
Veiligheid van het gebruik voor moeder en kind
Slechts een zeer klein deel van het door de moeder ingenomen domperidon komt in de moedermelk terecht. Daarnaast wordt domperidon slecht opgenomen uit de maag en darmen. Daardoor is het onwaarschijnlijk dat er veel domperidon bij het kind terecht zal komen.
Domperidon kan echter bij sommige mensen tot hartritmestoornissen en andere gezondheidsklachten leiden. Deze meldingen geven aan dat men voorzichtig moet zijn met het gebruik van domperidon om de melkproductie op gang te brengen of te verhogen.
Melkaanmaak
Melkaanmaak bij de mens is een ingewikkeld proces, waarbij lichamelijke en emotionele factoren en de wisselwerking van verschillende hormonen een rol spelen. Prolactine wordt daarin gezien als de belangrijkste boodschapper. Meer prolactine in het bloed wil echter niet altijd zeggen dat er ook meer melk zal worden aangemaakt. Prolactine maakt de melkaanmaak mogelijk, maar is niet strikt bepalend voor de hoeveelheid melk.
Prolactine wordt afgegeven in de hersenen, onder andere in reactie op een verlaging van de dopamineconcentratie. Domperidon remt de dopamine-afgifte in de hersenen en verhoogt daardoor de prolactine-afgifte.
Aan het einde van de zwangerschap bevat het bloed hoge concentraties prolactine, maar wordt de melkproductie nog tegengehouden door o.a het progesteron uit de placenta. Na de geboorte van het kind en de placenta daalt de hoeveelheid progesteron snel en kan de melkproductie volledig op gang komen.
Na de eerste weken wordt de melkproductie steeds meer plaatselijk gestuurd door het steeds opnieuw legen van de borsten. Als de borsten niet regelmatig worden geleegd, neemt de melkproductie af. Andersom zullen borsten die vaker en verder worden geleegd meestal meer melk gaan aanmaken. Een deel van de toename zal direct merkbaar zijn, daarnaast zal met vertraging van enkele dagen een verdere toename merkbaar zijn. Hoewel de melkproductie in deze fase plaatselijk geregeld wordt, blijft tijdens de hele borstvoedingsperiode de prolactineconcentratie pieken wanneer de borsten gestimuleerd worden door voeden of afkolven.
Gebruik van melkproductieverhogende middelen
Melkproductieverhogende middelen, zoals domperidon, kunnen gebruikt worden om de melkproductie op gang te brengen of te ondersteunen. Scheiding van moeder en kind door ziekte, werk of opleiding kunnen een goede melkproductie hinderen. Ook worden melkproductieverhogende middelen vaak gebruikt door moeders van kinderen op de couveuse-afdeling. Als hun baby te prematuur, zwak of ziek is om goed aan de borst te drinken, is het voor veel moeders moeilijk om genoeg melk te blijven afkolven. Domperidon kan dan gebruikt worden om de melkproductie te verhogen. Maar moeders van een gezonde, goed drinkende baby zouden domperidon niet te snel moeten gebruiken.
Onderzoek naar de werkzaamheid van domperidon als melkproductieverhogend middel
Oudere studies naar het nut van domperidon bij een te lage melkproductie zijn vaak van onvoldoende kwaliteit (geen goede randomisering, niet dubbelblind, geen goede placebo). Daarnaast was er vaak geen sprake van voeden op verzoek en kregen kinderen te weinig voedingen per dag. Slechts in enkele studies werden de moeders goed begeleid bij de borstvoeding.
Een recente, goed opgezette studie laat zien dat gebruik van domperidon de afkolfopbrengst kan verhogen bij moeders van prematuur geboren kinderen (zwangerschapsduur van minder dan 31 weken). In deze dubbelblinde studie gebruikten de moeders domperidon (drie maal daags 10 mg) of een placebo.
Aanpak bij een te lage melkproductie
Als een te lage melkproductie vermoed wordt, is het belangrijk samen met de moeder haar situatie te bespreken. Hoe vaak en goed worden de borsten geleegd? Kan het borstvoedingsbeleid en de drinktechniek van de baby worden verbeterd? Zie ook de brochure ‘Te veel of te weinig melk’.
Wanneer deze maatregelen onvoldoende werken, kan er een ‘medische’ oorzaak zijn voor de te lage melkproductie. Bijvoorbeeld: (een nieuwe) zwangerschap, onvoldoende borstklierweefsel, borstoperaties, PCOS (polycysteus ovariumsyndroom), insulineresistentie, schildklierafwijkingen, achtergebleven placentaresten en verminderde prolactine-afgifte na ernstig bloedverlies. Ook gebruik van bepaalde geneesmiddelen, overmatig roken en alcoholgebruik kunnen zorgen voor een te lage melkproductie. In dat geval is het belangrijk de oorzaak, indien mogelijk, te behandelen.
Moeders moeten worden voorgelicht over de mogelijke bijwerkingen van domperidon en over de risico’s van het niet borstvoeden voor moeder en kind. Er zal ook bekeken moeten worden of de moeder dit middel naar verwachting veilig kan gebruiken. Tijdens het gebruik van domperidon moeten moeder en kind onder controle blijven van een arts. Hierdoor kunnen eventuele nadelige gevolgen snel herkend worden. Er dient altijd een zo laag mogelijke dosering gebruikt te worden en bij voorkeur niet meer dan de aanbevolen dosering uit de bijsluiter. Als een goede melkproductie bereikt is, is het aan te raden de dosering af te bouwen en te zoeken naar de laagst mogelijke nog werkzame dosis.
Tot slot
Medicijngebruik mag nooit een vervanger zijn voor goed borstvoedingsbeleid en ondersteuning door zorgverleners en de omgeving. Goede voorlichting en begeleiding lijken in veel gevallen het gebruik van domperidon overbodig te maken. Er zijn echter ook situaties waarbij gebruik van domperidon nodig is om tot een volledige melkproductie te komen.
Om te bepalen of het nuttig en veilig is om domperidon te gebruiken is het belangrijk dat de moeder advies inwint bij een lactatiekundige IBCLC en een borstvoedingsvriendelijke arts. Daarnaast kunnen moeders voor ondersteuning, bemoediging en het verbeteren of aanpassen van het borstvoedingsbeleid altijd bij een LLL-leidster terecht.