Nieuwe inzichten rond vitamine D in moedermelk
30 mei 2022Je melk laten toeschieten als je gaat afkolven of voeden
30 mei 2022Iedere moeder zou het liefst blakend van gezondheid door het leven gaan. In bepaalde gevallen kan het echter nodig zijn om medicatie te gebruiken of een ingreep te ondergaan. Mogelijk maak je je dan zorgen of dit wel samen gaat met het voeden van je kindje.
Disclaimer: Dit artikel bevat algemene informatie over medicijnen en de verenigbaarheid met borstvoeding. Deze informatie is van algemene aard en niet bedoeld als advies, op welke wijze dan ook. Voor specifieke vragen, kun je het ons formulier invullen of contact opnemen met een LLL-leidster. Dit kan per telefoon of per e-mail, zie de pagina contact.
Aansprakelijkheid
Producenten van medicijnen willen niet aansprakelijk gesteld worden voor mogelijke gezondheidsklachten van de gebruikers van hun medicijnen en extra onderzoek over de veiligheid bij voedende moeders is duur. De inhoud van de bijsluiter vermeldt daarom soms ten onrechte dat het medicijn niet te combineren is met borstvoeding. Misschien neemt je arts of apotheker het advies uit de bijsluiter over en vertelt je dat je moet stoppen met de borstvoeding. Zijn deze zorgen en de adviezen om te stoppen met het geven van borstvoeding altijd terecht? Om hier een antwoord op te kunnen geven, is het goed om meer te weten over de aanmaak van moedermelk en de verschillende vormen waarin medicijnen gebruikt kunnen worden.
Hoe wordt melk gemaakt?
De spijsvertering van de moeder breekt de eiwitten, vetten en koolhydraten uit haar voeding bijna volledig af tot de bouwstenen waaruit ze zijn opgebouwd. Deze bouwstenen worden door de darm afgegeven aan het bloed. De melkklieren in de borst halen vervolgens deze bouwstenen uit het bloed om daar moedermelk van te maken. Moedermelk bevat eiwitten en suikerverbindingen die nergens anders in het lichaam voorkomen en speciaal voor de moedermelk in de melkklieren worden gemaakt. De melkklieren nemen niet zomaar alles op wat in het bloed aanwezig is. Van veel bouwstoffen wordt alleen dat opgenomen wat de melkklier nodig heeft voor de melkaanmaak. De melkklieren werken als een filter om te zorgen dat de melk de juiste samenstelling heeft.
Welke vorm heeft het medicijn?
Het verschilt van medicijn tot medicijn of er veel van in je bloed, en via die weg mogelijk ook in de melk, terecht komt. Veel medicijnen worden ingenomen in de vorm van pillen of drankjes. Andere middelen worden op de huid gesmeerd of moeten worden ingespoten. Sommige medicijnen of pijnstillers werken alleen op de plaats waar ze zijn aangebracht of ingespoten. Denk daarbij aan de plaatselijke verdoving die een tandarts je kan geven. Weer andere medicijnen die met een injectie worden gegeven bestaan uit erg grote deeltjes (moleculen), waardoor ze niet in de melk terecht kunnen komen. Een bekend voorbeeld daarvan is insuline, dat gebruikt kan worden bij suikerziekte. Ten slotte zijn er medicijnen die hun werk in je maag of darmen doen en niet of nauwelijks in je bloed terecht komen.
Keuze aan de poort
De melkklieren proberen selectief alleen de juiste bouwstenen uit het bloed door te laten naar de melk. Medicijnen die in het bloed aanwezig zijn, zullen dus vaak maar in beperkte mate in de melk terecht komen. Andere medicijnen worden in het bloed vervoerd en vastgehouden door speciale grote transporteiwitten. Daardoor kan zo’n medicijn niet of maar in kleine hoeveelheden in de melkklieren terecht komen. Maar er zijn ook medicijnen en giftige stoffen die juist heel gemakkelijk de wand van de melkklieren passeren. Een bekend voorbeeld daarvan is alcohol. Als je alcohol in je bloed hebt, bevatten bloed en melk dezelfde concentratie alcohol. Gelukkig verdwijnt de alcohol ook weer net zo snel uit de melk als uit het bloed. Ook voor veel medicijnen geldt dat ze weer uit de melk verdwijnen, als de concentratie in het bloed daalt.
Stapelen
Uitzondering op die regel van het snel uit de melk verdwijnen zijn medicijnen die in de melk van chemische structuur veranderen. Daardoor kunnen sommige medicijnen niet meer terug naar het bloed en zal de melk steeds meer van dit medicijn gaan bevatten. Het medicijn stapelt zich op in de melk en er kunnen grotere hoeveelheden bij je kindje terecht komen. Sommige radioactieve middelen worden actief door de melkvormende melkklieren opgenomen. Het gaat dan om bouwstoffen die radioactief gemerkt zijn. De borstklieren nemen deze radioactief gemerkte bouwstenen op en gebruiken deze voor de aanmaak van melk. Ook deze middelen stapelen zich dus op in de melk. In het algemeen is het een kleine groep medicijnen dat zich ophoopt in de melk.
Vetoplosbaarheid
Stoffen die oplosbaar zijn in vetten, worden in grotere hoeveelheden opgenomen door de melkklieren dan stoffen die niet vetoplosbaar zijn. Dat komt omdat de buitenkant van onze lichaamscellen, het celmembraan, voor een groot deel uit vetten bestaat. Deze vetmoleculen laten andere vettige stoffen gemakkelijker door dan niet-vettige stoffen. Vetten mengen nu eenmaal beter met andere vetten dan met water.
Medicijnen die je in moet nemen
Hoeveel er van een medicijn na inname via de mond in het bloed terecht komt, wordt de orale beschikbaarheid genoemd. Sommige medicijnen kunnen alleen in het bloed terecht komen als ze worden gegeven met een injectie. Bekende voorbeelden daarvan zijn insuline om de bloedsuikerspiegel te regelen en heparine om bloedstolsels te voorkomen. Veel medicijnen worden in het zure milieu van de maag afgebroken; weer anderen komen niet door het darmslijmvlies heen. Dergelijke medicijnen die niet of nauwelijks in je bloed terecht kunnen komen, komen dus ook niet in de melk terecht.
Piekwaarde en halfwaardetijd
Van de meeste medicijnen is onderzocht hoe snel een ingenomen dosis de hoogste concentratie in het bloed bereikt. Ook is bekend hoe snel het medicijn weer uit het bloed en de melk verdwijnt. Sommige medicijnen blijven erg lang aanwezig in het lichaam, terwijl anderen veel sneller worden afgebroken en afgevoerd. De tijd die voor een bepaald medicijn nodig is om de helft van de aanwezige hoeveelheid af te breken, wordt de halfwaardetijd genoemd. Stel dat na inname van het fictieve medicijn ‘X’ na een uur de hoogste concentratie in het bloed wordt bereik, de Tmax. Stel dat het lichaam vervolgens ongeveer vier uur nodig om de concentratie van medicijn ‘X’ in het bloed te halveren. De halfwaardetijd, T1/2, is dus vier uur. Bij gebruik van een middel dat minder veilig is bij borstvoeding, kan kennis over de piekwaarde en halfwaardetijd je helpen om de blootstelling van je kind via de melk te verkleinen. Soms kan voor een middel met een lange halfwaardetijd in overleg met je arts of apotheker een alternatief medicijn gezocht worden dat een kortere halfwaardetijd heeft.
Risico’s
Weten of en hoeveel van een medicijn in de melk komt, wil nog niet zeggen dat daarmee direct duidelijk is wat het effect is op je baby. Er spelen meer factoren mee, zoals de uiteindelijke hoeveelheid die je kind binnenkrijgt, de opneembaarheid van de stof via de mond, het gewicht en de leeftijd van je kind. Ook speelt het een rol of je kindje nog volledig afhankelijk is van moedermelk of dat het al andere dingen eet en drinkt. In het algemeen kan worden gesteld dat medicijnen die rechtstreeks worden voorgeschreven aan jonge kinderen, ook door een voedende moeder kunnen worden gebruikt. Sommige medicijnen, zoals medicatie bij een te trage schildklier, zijn gelijk aan wat het lichaam zelf aanmaakt. Inname van zo’n medicijn zorgt er dan juist voor dat het lichaam van de moeder en ook haar melk weer normale concentraties van deze stof zal bevatten.
Bijsluiter en extra bronnen
Standaard medicijninformatie, zoals in de bijsluiter staat, levert vaak niet genoeg informatie op. Je arts of apotheker kan je meer informatie geven over medicijngebruik tijdens de borstvoedingsperiode, zij kunnen ook informatie opvragen bij een LLL-leidster. Het is verstandig als je zelf informatie zoekt, om alle informatie die je over jouw situatie en medicijngebruik gevonden hebt te bespreken met je arts en/of apotheker. Het effect van het niet geven van borstvoeding op moeder en kind moet mee genomen worden in de beslissing al dan niet door te gaan met borstvoeding geven. Deze impact is groot, helaas wordt hier soms te gemakkelijk aan voorbij gegaan.
Tot slot
Als je arts je een medicijn voorschrijft of als je medicijnen koopt bij een drogisterij of apotheek, is het belangrijk na te gaan of dit medicijn veilig te combineren is met het voeden van je kindje. Je arts of apotheker kan dit voor je doen. Mocht er toch onduidelijkheid zijn, dan kan een LLL-leidster of lactatiekundige IBCLC voor je nagaan welke informatie er bekend is over het medicijn. Bij sommige medicijnen kan het nuttig zijn om met behulp van de halfwaardetijd en de piekwaarde op bepaalde momenten een voeding uit te stellen, zodat de concentraties van het medicijn in de melk kunnen afnemen. Vaak kun je met je arts op zoek gaan naar een alternatief of besluiten de behandeling uit te stellen tot je kindje iets ouder is. Het is zelden nodig voor een medische behandeling de borstvoeding te onderbreken of helemaal te stoppen. In die gevallen waar dat wel nodig is gaat het vaak om ernstige aandoeningen, waarbij zware medicatie moeten worden gebruikt, zoals bij een chemokuur.
Wanneer het noodzakelijk is dat je als voedende moeder medicijnen gebruikt, is het van belang dat je goed geïnformeerd wordt over het eventuele effect van het medicijn op je kind of op je melkproductie. Het voortzetten van de borstvoeding moet als uitgangspunt worden genomen. De risico’s van het niet krijgen van borstvoeding zijn goed onderzocht en omvatten zowel korte als lange termijn effecten op de lichamelijke en geestelijke gezondheid en ontwikkeling van je kindje en jezelf. De risico’s van bijwerkingen door medicatie via moedermelk zijn bij de meeste medicijnen afwezig of gering.