Regeldagen, vaker drinken en onzekerheid over de melkproductie
30 mei 2022Ongepasteuriseerde kaas
30 mei 2022Het is een niet ongebruikelijk beeld: een baby die op zijn handjes zuigt terwijl hij met zijn gezichtje voor de borst ligt en eigenlijk zou moeten aanhappen. In een poging de baby alsnog de borst te laten pakken, probeert de moeder de armpjes weg te stoppen. Op zijn beurt probeert de baby zijn armpjes toch weer voor de borst te krijgen. Dit tafereel leidt tot frustratie bij moeder en kind. Vaak wordt geadviseerd de ’maaiende’ armpjes in een doek te wikkelen om ze uit de weg te houden. Is dit een goed advies en wat is de reden dat de baby zijn de handjes bij de borst probeert te houden?
Lange tijd dacht men dat baby’s niet in staat waren gecontroleerd en doelgericht te bewegen. Een baby werd gezien als volledig hulpeloos. Een baby zou zelfs geen pijn kunnen voelen of ervaren. Onderzoek naar het gedrag van baby’s werd uitgevoerd in situaties waarbij moeder en kind gescheiden waren. Er was dan ook niets bekend over het gedrag van een baby tijdens de interacties met zijn moeder.
In de loop van de jaren veranderde de manier waarop men babygedrag onderzocht. Toen werd ook duidelijk dat handbewegingen (van hand naar mond) van een baby wél doelgericht zijn. Dit doelgerichte bewegen begint zelfs al voor de geboorte. Een bekend voorbeeld daarvan zijn echobeelden van een foetus die op zijn duimpje zuigt. Het ongeboren kind leert eerst zijn handjes naar zijn gezicht en mond te brengen. Pas daarna begint de foetus met het drinken van het vruchtwater.
Zodra de baby geboren is, gaat hij zijn handjes, als hij ze kan zien, tegen de zwaartekracht in bewegen. De baby die zijn handjes op de borst kan plaatsen, heeft die dus steeds in zijn gezichtsveld. Deze houding geeft de baby meer stabiliteit ter hoogte van de nek en schouders. Daardoor hebben de handbewegingen meer kracht dan wanneer de armen langs het lichaam van de baby zijn.
Als de baby bij vroeg huid-op-huidcontact na de bevalling de borst met z’n handjes begint te ‘masseren’, komt daardoor extra oxytocine vrij bij de moeder. Hierdoor worden de tepels hard, waardoor ze voor de baby gemakkelijker te voelen en te pakken zijn.
Door steeds over de borst heen en weer te wrijven met zijn gezichtje, zoekt de baby de tepel. Zodra de tepel het mondje van de baby raakt, opent hij zijn mondje en zoekt hij met zijn tongetje naar de tepel om toe te happen. Als de baby met zijn gezichtje tegen de borst aan ligt, zal hij met zijn handjes de borst in een vorm duwen die hem helpt de tepel te vinden. Raakt het gezichtje de borst niet, dan zal de baby zijn handjes gebruiken om zich wat af te zetten om een beter zicht op de tepel te krijgen. Vervolgens zal hij met zijn handjes op zoek gaan naar de tepel. Zodra het handje de tepel gevonden heeft, gaat de baby soms eerst op het handje sabbelen om wat tot rust komen. Pas daarna verplaatst hij de hand en hapt toe.
Niet iedereen is bekend met de manier waarop een baby zijn handjes gebruikt om aan de borst te gaan. De baby krijgt daardoor vaak niet de tijd voor het hele zoekproces en de handjes zullen worden weggestopt. Het trekken en duwen en het op de handjes sabbelen aan de borst kunnen de moeder onzeker maken over haar vermogen de baby aan de borst te voeden. De tepel is er, maar toch lijkt het kind liever op de eigen handjes te sabbelen.
Afhankelijk van de voedingshouding kan het proces van het aan de borst gaan zo heel frustrerend verlopen. De baby maait dan met zijn armpjes, schopt met de voetjes, botst met zijn gezichtje tegen de borst, hapt bijna aan om terug te vallen en weer naar de borst te gaan. In zo’n situatie kan het helpen wanneer de moeder een achteroverleundende houding aanneemt, waarbij de baby met zijn hele voorkant op haar bovenlichaam ligt.
Een moeder die achterover leunt en in die houding haar kind op haar lichaam legt, heeft haar handen volledig vrij. De baby krijgt de kans om van de zwaartekracht gebruik te maken om de armpjes rond de borst te leggen en zichzelf en de borst te stabiliseren. In die positie kan hij eventueel op z’n vuistjes sabbelen om vervolgens de tepel te zoeken en aan te happen. Zou de baby de borst missen, dan helpt de zwaartekracht hem weer op weg in de goede richting. Goede illustraties van deze voedingshouding zijn te vinden op www.biologicalnurturing.com. In een voedingshouding waarbij de baby geen gebruik kan maken van de zwaartekracht om dicht bij de borst te blijven, is de kans op onjuist aanhappen of van de tepel afglijden duidelijk groter.
Als de baby toch nog vaak de borst mist of de moeder zeer gevoelige borsten heeft en het niet prettig voelt als de baby veel gebruik maakt van de handjes, kan het helpen de baby zo te positioneren dat zijn gezichtje steeds in contact met de borst is. Dit stimuleert de baby om met zijn mondje op zoek te gaan naar de tepel in plaats van met z’n handjes.
Hoe ouder de baby wordt, hoe handiger hij wordt. Zo zal een baby van drie of vier maanden heel doelgericht en vanzelfsprekend zijn handjes gebruiken om bijvoorbeeld een toeschietreflex af te weren of juist op te wekken of om de kleding van de moeder weg te trekken als hij wil drinken. Handig!