Abces in de borst
30 mei 2022Een stukje geschiedenis
Sinds het begin der tijden zijn mensen geïnteresseerd geweest in de anatomie en fysiologie van de borst. De vroegste medische geschriften over borsten dateren al van het oude Egypte. Er staat in beschreven hoe je kon zien of de melk van een moeder van goede of slechte kwaliteit was, en hoe je de productie kon opvoeren. Rugmassages, visolie en de borsten inwrijven met een papaver zou de melkstroom stimuleren. Wellicht dat de borstvoedende moeder ervan ontspande waardoor de melk beter toeschoot. Maar een direct effect op de melkproductie had het waarschijnlijk niet. De arts Hippocrates (460-377 v Chr.) geloofde dat moedermelk op een of andere manier werd gemaakt uit menstruatiebloed. Dit geloof hield stand tot de 17de eeuw! In zijn anatomische schetsen tekende Leonardo da Vinci (1452-1519) aderen van de baarmoeder naar de borsten.
Zelfs de filosoof Aristoteles (384-822 v. Chr.) had zo zijn ideeën over borstvoeding. Hij geloofde dat vrouwen met een donkere huid gezondere melk hadden dan vrouwen met een lichte huid, en dat baby’s die warmere moedermelk dronken eerder tandjes kregen. Op beide punten had hij –natuurlijk– ongelijk. Aristoteles stelde ook dat pasgeboren baby’s geen colostrum mochten drinken, een misverstand dat in sommige culturen tot op de dag van vandaag standhoudt. Soranus,werkzaam als gynaecoloog van c.100-140 na Chr., dacht dat borstmassage en kokhalzen zouden helpen tegen een lage melkproductie. “Drankjes vermengd met het as van verbrande uilen en vleermuizen” wees hij echter af.
Rond 1500 ging het bergopwaarts met de kennis over hoe borstvoeding werkt. Anatomisten leerden door het ontleden van lijken dat borsten bestonden uit klierweefsel dat, zo redeneerden ze,“bloed uit de aderen omzette in melk”. Veel van de vroege geschriften over borstvoeding hebben betrekken op de min: voedende moeders die ingehuurd werden om borstvoeding te geven aan de baby van een andere moeder. De min komt voor in de Codex van Hammubari (c.1700 v. Chr.), de Bijbel, de Koran, de verhalen van Homerus, en vele andere werken. De meningen over welke vrouwen het meest geschikt waren om min te zijn hadden betrekking op haarkleur, vorm van de borst, en zelfs het geslacht van haar eigen kinderen. In de 18de eeuw begonnen medici eindelijk in te zien dat het gezonder is als een moeder haar eigen kinderen voedt dan dat zij daarvoor een min inhuurt, en dat het drinken van colostrum juist goed was voor baby’s.
De laatste vijftig jaar is de medische wetenschap veel wijzer geworden over moedermelk, vooral op immunologisch gebied. We weten nu dat colostrum heel veel antistoffen bevat die pasgeborenen beschermen tegen ziektes; dat rijpe moedermelk alle voedingsstoffen bevat die een baby nodig heeft, en in de juiste verhoudingen; en dat moedermelk tegen de tijd dat de baby peuter is geworden en minder gaat drinken weer meer immuunfactoren bevat. Moedermelk die wordt geproduceerd na een premature bevalling is aangepast aan de specifieke behoeftes van de kwetsbare prematuur, en dus heel anders van samenstelling dan wanneer de moeder op tijd is bevallen. Moedermelk is een complexe, levende substantie en de sleutel tot een goede gezondheid en optimale ontwikkeling van een mensenkind. Omdat moedermelk zo belangrijk is, is het ook belangrijk om te weten hoe de borsten melk maken.
Ontwikkeling van de borst
De ontwikkeling van de borst begint al in de baarmoeder, zowel bij jongens als bij meisjes. Als het embryo tussen de vier en zeven weken oud is, ontstaan er in de buitenste huidlaag verdikkingen, die evenwijdig aan elkaar lopen van de oksel tot de lies; de zogenaamde melklijsten. Het gedeelte in het borstgebied zal zich ontwikkelen tot melkkanaaltjes en melkklieren, de rest van de melklijsten verdwijnt weer. In eerste instantie komen de melkkanaaltjes en –kliertjes uit in een kleine indeuking van de huid, maar later ontwikkelt die indeuking zich tot de tepel en de tepelhof. De melkklieren blijven inactief tot de puberteit.
De volgende fase van de ontwikkeling van de borst breekt aan als meisjes in de puberteit komen. Ongeveer twee jaar voordat een meisje gaat menstrueren beginnen de borsten te groeien. Tijdens iedere ovulaire cyclus groeit het borstweefsel een beetje. Dit gaat door tot ongeveer het 35ste levensjaar. Maar de meeste groei vindt plaats tijdens de puberteit.
De borst is pas volledig ontwikkeld als een vrouw bevallen is en de borst melk gaat maken. Een volwassen borst bestaat uit:
- klierweefsel dat melk produceert en transporteert;
- bindweefsel dat dient als steun;
- bloed waaruit voedingsstoffen voor de melk worden gehaald;
- lymfevocht dat afval verwijdert als onderdeel van het lymfatisch systeem;
- zenuwen die signalen sturen naar de hersenen; en
- vetweefsel om de borst te beschermen tegen letsels.
Het klierweefsel bestaat uit melkklieren (alveoli) die melk maken en opslaan tot de omringende spiercellen het in de melkkanaaltjes sturen. De melkkanaaltjes gaan over in grotere melkgangen die leiden naar vijf tot tien uitgangen in de tepel. Tot voor kort geloofde men dat de melk niet alleen werd opgeslagen in de melkkliertjes, maar ook in melkvoorraadholtes, verwijdingen in de melkgangen net achter de tepels. Recent onderzoek met behulp van ultrageluid heeft echter laten zien dat de melkvoorraadholtes niet bestaan. De melkgangen achter de tepel verwijden als reactie op de toeschietreflex, maar krimpen weer als de voeding voorbij is en de melk weer terugloopt naar de melkklieren.
De structuur van de borst is te vergelijken met een boom. De melkklieren zijn de bladeren en de melkkanaaltjes de takken. Meerdere kleine takken komen uit op een aantal dikkere takken die weer uitkomen op de stam van de boom. Zo is het met de borst ook.
De borst bevat een aantal lobben. Iedere lob bestaat uit een hoofdmelkgang die vertakt in meerdere kleine melkkanaaltjes, die weer uitkomen op de melkklieren. De lobben zijn onderling ook weer verbonden door kleinere melkgangen. Men schat dat iedere vrouw tussen de 15 en 20 van die lobben heeft, hoewel een recent onderzoek erop wijst dat dit aantal kleiner is: zeven tot tien lobben per borst.
De tepelhof, het donkerdere deel rondom de tepel, heeft haar kleur te danken aan de vele haarvaten onder de huid die bloed naar de tepel vervoeren. In de tepelhof zitten talgklieren (die olie afscheiden om de huid zacht te houden en te beschermen), zweetklieren en kliertjes van Montgomery, die een substantie afscheiden die de tepel vet houdt en beschermt tegen ziektekiemen.
Wist je dat…
Twee tot zes procent van de vrouwen en één procent van de mannen een extra tepel en/of extra borstweefsel heeft? Dit komt doordat de melklijsten niet volledig zijn verdwenen. Dit extra weefsel kan er uitzien als een eenvoudige moedervlek of sproet, of zelfs als een kleine ‘derde’ borst, en bevindt zich meestal in de oksel. Het reageert op hormonale veranderingen tijdens de menstruatiecyclus, zwangerschap en borstvoeding, net als de ‘echte’ borsten.
Zwangerschap en lactatie
Zwangerschapshormonen zoals oestrogeen, progesteron en prolactine zorgen ervoor dat er allerlei ingewikkelde veranderingen plaatsvinden in de borst, als voorbereiding van het lichaam op het geven van borstvoeding. De eerste en meest duidelijke verandering die zwangere vrouwen opvalt is de groei van de borsten. Tijdens het eerste trimester van de zwangerschap neemt het aantal melkkanaaltjes en melkkliertjes in de borst snel toe, en de borsten zijn vaak gevoelig.
Lactogenese is de term waarmee men het begin van de lactatie (het melkproducerende proces) aanduidt. Lactogenese bestaat uit drie fases.
Lactogenese I begint ongeveer 12 weken voor de bevalling, als de borsten colostrum gaan afscheiden. Het volume van de borsten neemt nog meer toe doordat de melkklieren zich vullen met colostrum. Maar het hoge progesterongehalte in het bloed (progesteron is het hormoon dat de placenta afscheidt om de zwangerschap in stand te houden) van de moeder houdt de eigenlijke start van de melkproductie tegen tot na de geboorte.
Lactogenese II begint na de geboorte van de placenta. Hierdoor daalt het progesterongehalte en krijgt het hormoon prolactine vrij spel. Twee tot drie dagen na de bevalling komt de eigenlijke melkproductie op gang. De hoeveelheid melk neemt snel toe en de samenstelling verandert geleidelijk van colostrum naar rijpe moedermelk. Sodium, chloride, en eiwitgehaltes nemen af, en het lactosegehalte en andere voedingsstoffen nemen toe. De kleur verandert geleidelijk van goudgeel naar blauwwit. Omdat dit proces wordt geregeld door hormonen, gaan de borsten melk produceren – of een vrouw nu borstvoeding geeft of niet.
Nu is het belangrijk vaak te voeden (of af te kolven als de baby nog niet goed aan de borst drinkt). Vaak voeden in de eerste week na de geboorte doet het aantal prolactinereceptoren in de borst toenemen. Receptoren kunnen een specifiek hormoon herkennen en erop reageren. Meer prolactinereceptoren betekent dat de borst gevoeliger is voor prolactine. Volgens onderzoekers is dit van belang voor de hoeveelheid melk die een moeder kan produceren in de volgende fase van de lactogenese.
Lactogenese III wordt ook wel galactopoiese genoemd: het op gang zijn van een volwaardige melkproductie. In deze fase schakelt de melkproductie over van voornamelijk endocrien (hormoon) gestuurd naar voornamelijk autocrien (plaatselijk) gestuurd. Dit betekent dat het op gang houden van de melkproductie niet meer zozeer wordt bepaald door de hormonen die in het bloed circuleren, maar door het steeds weer ‘legen’ van de borst. Het vraag-aanbodprincipe gaat gelden. Hoe vaker een moeder voedt, hoe meer melk ze zal maken. Hoe minder vaak ze voedt, hoe minder melk ze zal maken.
Fysiologie en melkaanbod
Soms hebben moeders het gevoel dat hun baby de borst helemaal heeft leeggedronken en lijkt er geen melk meer beschikbaar, terwijl de baby nog wel wil drinken. Als je weet dat er constant nieuwe melk wordt aangemaakt in de melkkliertjes, zul je je baby vol vertrouwen weer de borst geven, zelfs al voelt die borst ‘leeg’ aan. Het legen van de borst houdt de melkproductie op gang. Het drinken van de baby aan de borst zorgt ervoor dat de hersenen van de moeder het hormoon oxytocine afgeven. Oxytocine zorgt ervoor dat de spiercellen rondom de melkklieren samentrekken waardoor de melk in de melkkanaaltjes wordt gestuwd richting de tepel: de toeschietreflex. Sommige moeders ervaren het als een tinteling of een toeschietend gevoel in de borst – vandaar de naam toeschietreflex. Door de toeschietreflex worden de melkkliertjes geleegd en komt er melk beschikbaar voor de baby. Als de melkkliertjes leeg zijn, reageren ze door meer melk aan te maken. Recent onderzoek lijkt uit te wijzen dat de melkproductie gecontroleerd wordt door een bepaald eiwit in de melk, de zg. “feedback inhibitor of lactation” (FIL). Als er (te)veel melk is in de borst tussen de voedingen door, dan remt dit eiwit de melkaanmaak in de melkklieren. Als de melk uit de borst wordt gehaald worden de melkklieren weer actief en gaan ze weer melk maken. Daarom is het belangrijk om vaak te voeden en de baby te stimuleren de borst zoveel mogelijk leeg te drinken om een optimaal aanbod van melk te garanderen.
Een ander aspect gerelateerd aan het melkaanbod is de hoeveelheid klierweefsel in de borst. Dat is per vrouw en per borst verschillend. Toch zijn nagenoeg alle vrouwen in staat (ruim) voldoende melk te produceren voor hun baby. Wel is het zo dat het hebben van meer of minder klierweefsel gevolgen kan hebben voor hoe vaak je moet voeden om in de behoefte van je baby te voorzien. Vrouwen met veel klierweefsel kunnen soms toe met minder voedingen, terwijl vrouwen met minder klierweefsel vaker moeten voeden. Dit komt omdat hun borsten sneller weer vol zijn, en het FIL dan dus eerder actief wordt. Bovendien vormen (over)volle borsten een risicofactor voor verstopte melkkanaaltjes. Vaak voeden is dus niet alleen goed voor de melkproductie, het helpt ook verstoppingen en ontstekingen voorkomen, en het voorziet in de grote zuigbehoefte van de baby.
Moet je weten hoeveel melk je borsten kunnen bevatten om te bepalen hoe vaak je je baby moet voeden? Nee. Een gezonde baby met een goede drinktechniek drinkt precies zoveel melk als hij nodig heeft zonder dat je als moeder hoeft stil te staan bij hoe het allemaal werkt. Maar weten hoe het werkt kan je wel helpen bij het oplossen van eventuele problemen met je melkproductie. Het werpt ook een interessant licht op de vele fabeltjes en misverstanden die nog steeds bestaan over borstvoeding. Je hoeft bijvoorbeeld helemaal niet te wachten tot je borsten ‘vol’ zijn voordat je kunt voeden – er is altijd melk voor je baby. Als je baby honger heeft of een groeispurt doormaakt, zal vaker voeden vrijwel direct je melkproductie opvoeren.
Wist je dat…
Het borstweefsel van een pasgeborene, onder invloed van de hormonen die hij van zijn moeder via de placenta heeft meegekregen, kleine beetjes melk kan produceren? Deze melk wordt ook wel ‘heksenmelk’ genoemd. Vroeger dacht men namelijk dat deze baby’s behekst waren.
Hoe komen stoffen in moedermelk?
Als je weet hoe de melkproductie werkt, kun je ook beter begrijpen hoe voedingsstoffen, milieuverontreinigende stoffen en medicijnen in je melk kunnen komen. Die kennis kan je helpen bij het maken van beslissingen of je jezelf aan bepaalde stoffen wilt blootstellen of niet.
Het voedsel dat je eet, wordt door je spijsvertering afgebroken tot miniscule deeltjes. Die deeltjes worden in je bloed opgenomen. Als deze deeltjes in de haarvaatjes vlakbij het borstweefsel komen, komen ze via de cellen die langs de melkklieren liggen in de melkklieren zelf. De eerste dagen na de geboorte zit er veel ruimte tussen de cellen(lactocyten) die aan de melkkliertjes grenzen, en die stoffen tegenhouden of juist doorlaten. Dit betekent dat allerlei stoffen vrij gemakkelijk in de melk kunnen komen. Na een paar dagen verdwijnt de ruimte tussen de lactocyten en wordt het moeilijker voor een stof om de barriere tussen bloed en melk te slechten.
Niet alleen voedingsstoffen komen via je bloed in je melk, ook antistoffen komen in het colostrum en de rijpe moedermelk. Antistoffen zijn eiwitten in het bloed die het lichaam helpen infecties te bestrijden. Bij de start met borstvoeding en bij het afbouwen van de borstvoeding komen antistoffen in zeer grote getale voor in de melk. Eén belangrijke antistof, het secretoir immunoglobuline A (sIgA),wordt zowel gemaakt als opgeslagen in de borst. Naast sIgA zijn er zo’n 50 andere antibacteriele factoren waarvan er velen via het bloed van de moeder in de melk komen. Dat is een van de mooie dingen van borstvoeding geven. Iedere vrouw geeft antistoffen door aan haar baby tijdens de zwangerschap en de geboorte, maar door het geven van borstvoeding kan een moeder haar baby nog veel langer met haar lichaam beschermen.
Er gaan echter ook andere stoffen over in moedermelk. Een hardnekkig (bij)geloof is dat als een moeder gasvormend voedsel eet, zoals kool, haar baby krampjes zal krijgen. Maar dat is niet zo. Gas uit het spijsverteringskanaal van de moeder gaat niet over in haar bloed en komt dus ook niet in de moedermelk. Maar als voedsel verteerd wordt komen bepaalde eiwitdeeltjes ervan wel in het bloed en kunnen in de melk komen. Sommige baby’s zijn gevoelig voor een bepaald eiwit en reageren hierop met krampjes en onrust, of huiduitslag en spijsverteringsproblemen. Als het duidelijk is dat een baby reageert op een bepaald voedingsmiddel dat de moeder eet, kan ze dat uit haar dieet halen. Meestal echter hebben krampjes of onrust andere oorzaken dan voedselovergevoeligheid. De meeste voedende moeders kunnen dan ook alles eten wat ze willen; de meerderheid van de baby’s reageert niet op eiwitten uit haar voeding.
Als een moeder medicijnen gebruikt kunnen deze via haar bloed in haar melk komen. Volgens Thomas Hale, arts en schrijver van het boek “Medications and mothers’milk” is er een aantal factoren dat de opname van medicijnen in het moedermelk beïnvloedt.
Een belangrijke factor is hoeveel van het medicijn in het bloed van de moeder komt. Als de medicijnconcentratie in het bloed hoog is, zal er meer van in de melk komen, omdat daar de concentratie in eerste instantie laag is. Diffusie is een proces dat ervoor zorgt dat de concentratie van een bepaalde stof aan beiden kanten van een doorlaatbare grens gelijk is. Dat betekent dus dat wanneer de concentratie in het bloed van de moeder daalt, de medicijndeeltjes in de melk weer terug opgenomen worden in het bloed. Zo neemt dus tegelijk met de concentratie in het bloed, de concentratie in de moedermelk af. Lees voor meer informatie over medicijnen het artikel Medicijngebruik bij borstvoeding.
Moeders denken soms dat na het drinken van een glas wijn de alcohol in hun melk blijft totdat het uit de borst is gehaald. Vaak kolven ze dan de melk af en gooien het weg, en leggen dan pas hun baby weer aan de borst. In werkelijkheid daalt de concentratie alcohol in moedermelk in gelijke mate als het daalt in het bloed van de moeder. Het duurt ongeveer twee tot drie uur tot de hoeveelheid alcohol uit een glas wijn of bier uit het lichaam van een vrouw van 60 kilo is verdwenen. Als de alcohol uit het bloed van de moeder is verdwenen, zit het ook niet meer in de melk.
Er zijn nog een paar factoren die een rol spelen bij hoeveel van het medicijn in de moedermelk komt, zoals het moleculair gewicht van het medicijn (hoe groot de medicijndeeltjes zijn), of het medicijn zich bindt aan eiwitten, en of het gemakkelijk oplost in vet. Medicijnen met een laag moleculair gewicht gaan gemakkelijker over in moedermelk. Medicijnen die zich binden aan eiwitten in het bloedplasma kunnen niet overgaan in moedermelk. Terwijl medicijnen die gemakkelijk oplossen in (melk)vet zich kunnen ophopen in moedermelk. In zijn boek schrijft Hale dat de meeste medicijnen samengaan met borstvoeding. Voor medicijnen waarbij dat niet kan, zijn er vaak veilige alternatieven.
Tot slot
De medische wetenschap begrijpt meer van de fysiologie van borstvoeding dat ooit tevoren. We weten veel van de structuur van de borst, en hoe de borst melk produceert. Vergeleken bij voorgaande generaties hebben we een goed begrip van hoe allerlei stoffen in de moedermelk komen. Hierdoor kunnen we met nog meer succes borstvoeding geven en eventuele problemen oplossen. En al die kennis maakt dat we nog meer ontzag krijgen voor de borstvoeding.
Bronnen
Dit artikel is afkomstig uit New Beginnings, het donateursblad van LLL International, jaargang 2005 nr. 2. Oorspronkelijke auteur: Anna Edgar, LLL-Leidster te Sebring, Florida, USA